Recensie

Verzet vanuit de verte - De behoedzame koers van Radio Oranje

Sinke, Onno
Amsterdam, Uitgeverij Augustus, 2009.
ISBN 9789045702575
240 pagina’s
Geďllustreerd
Euro 19.90

Radio Oranje was tijdens de Tweede Wereldoorlog het belangrijkste medium, opererend vanuit het buitenland, om de bevolking in bezet Nederland te bereiken. Tenminste als het ging om een ‘radiostation’ van buiten lands grenzen. Al vrij snel na het begin van de Tweede Wereld Oorlog bedacht het deel van de Nederlandse regering in ballingschap, dat zich een zetel had veroverd in het hartje van de Britse hoofdstad Londen, dat het van belang kon zijn via een eigen radiostation de bevolking in Nederland te kunnen bereiken. Men zocht daartoe contact met de BBC. De leiding van de Britse nationale omroep opperde specifieke zendtijd ter beschikking te stellen aan Radio Oranje voor het brengen van informatie richting de Nederlanders. Dit ondermeer als doel het pogen te ondermijnen van de door de Duitse bezetters gebrachte vorm van propaganda. Via Radio Oranje werden in de beginperiode vooral toespraken – die van Koningin Wilhelmina zijn alom bekend – uitgezonden. Denk niet dat het woord ‘Radio Oranje’ betekende dat er 24 uur per etmaal werd uitgezonden, nee het ging slechts om een kwartier aan beschikbaar gestelde zendtijd per etmaal.
 
Vrij spoedig na het begin van de Tweede Wereldoorlog, op 4 juli 1940, werden de zoals nu bekend staande publieke omroepen onder gezag van de Duitse bezetters gesteld en werden er strenge regels ingevoerd in wat er wel en niet uitgezonden mocht worden door de omroepen.
 
Naar de manier waarop de regering in ballingschap Radio Oranje wilde gebruiken en in hoeverre zij daarin slaagde is echter verrassend genoeg niet eerder uitgebreid onderzoek gedaan. Historicus Onno Sinke is als eerste nagegaan wat de opdrachten waren van de regeringsomroep. Aan de hand van uitgebreid archiefonderzoek, ondermeer in Nederland en Engeland, beschreef hij hoe vooral de eerste onervaren medewerkers, onder wie de latere historicus L. de Jong, worstelden bij de uitvoering van hun taak. Echte radiomakers bij uitstek waren in Londen niet voorhanden en dus werd er een aantal mensen gerekruteerd, waarvan men er vanuit ging dat dezen in staat waren de voor die tijd gebruikelijke vorm van radio te maken. Maar al vrij snel bleek dat er tal van obstructies waren. Ondermeer liep men tegen ministers aan, die hun invloed wilden laten gelden. Medewerking vanuit het bezette gebied was, middels gebrekkige verbindingen met het moederland, vaak onmogelijk. Ook was voor de radiomakers van Radio Oranje het van enorm belang behoedzaam om te gaan in de vorm van aanmoediging van het verzet in Nederland, mede gezien het eerder gemelde gebrek aan eerlijke informatie vanuit bezet gebied. Voeg daaraan toe dat men tevens had te maken met botsende karakters binnen het team van programmamakers en de censuur die er was van bovenaf op de uit te zenden teksten, dan is het snel begrijpelijk dat er geen vloeiend programma werd uitgezonden.
 
In Groningen is onlangs de in 1978 geboren Onno Sinke gepromoveerd op het proefschrift Verzet vanuit de verte. De behoedzame koers van Radio Oranje. Eerder studeerde Sinke aan de Universiteit van Amsterdam, bij de Afdeling Geschiedenis, waar hij  als onderwerp ‘de journalistieke kwaliteit van Radio Oranje’ onderzocht. Het bleek dermate goed te zijn dat de scriptie werd genomineerd voor de Nationale Scriptieprijs van het jaar 2004. Hij bleek na zijn afstuderen niet van plan te gaan stilzitten en besloot, met ondersteuning van de Stichting Democratie en Media en via het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten, zich verder te verdiepen in het gehele gebeuren rond Radio Oranje.
 
Op basis van dagboeken en rapporten van verschillende instanties onderzocht Onno Sinke hoe de luisteraars in Nederland reageerden op de uitzendingen. En passant werd zo ondermeer duidelijk wat de mogelijkheden en de grenzen waren van propaganda tijdens de Tweede Wereldoorlog. Sinke concludeerde ondermeer dat de programmamakers van Radio Oranje er tijdens de Tweede Wereldoorlog nauwelijks in slaagden hun stempel te drukken op de houding van de bevolking in bezet Nederland. Ondermeer hierdoor was de inhoud van de programma’s van Radio Oranje niet van doorslaggevend belang voor het verzet tegen de Duitsers, maar versterkte dit hoogstens eventueel verzet, zo blijkt uit het proefschrift van Onno Sinke.
 
Opmerkelijk is dat de 31 jarige Sonke onderzoek naar dit stuk verleden uit de Nederlandse radiogeschiedenis heeft gedaan. Zelf heeft hij nooit een directe uitzending van Radio Oranje beleeft en dient het dus te hebben uit de verhalen van derden, zeg maar uit de overlevering. Hij stelt dan ook dat tijdens zijn jeugdjaren het beleven van de oorlog voornamelijk gebeurde door het lezen van spannende jongensboeken als ‘Engelandvaarders’ een ‘Reis door de nacht’. Thuis werd er nooit over de oorlog gesproken. Pas later, tijdens de middelbare schooltijd, bleek waarom er thuis nooit werd gepraat over de wrede periode. Het bleek dat zijn moeder als klein meisje liefst drie jaar in een Jappenkamp had doorgebracht en zijn opa door de Kempeitai, de beruchte Japanse geheime politie, was gevangen genomen en uiteindelijk onthoofd.
 
Deze bekentenissen en nog meer verhalen over de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog wekten zijn fascinatie voor de periode 1940-1945 op en waren voor Sinke reden genoeg om het functioneren van Radio Oranje, als spreekbuis van de Nederlandse regering, voor zijn onderzoek te gaan gebruiken als onderwerp.
 
Ikzelf ben van de generatie babyboomers, die vrij snel na de Tweede Wereldoorlog werd geboren. Bij ons thuis, een radiofamilie bij uitstek, werd gedreven verteld over hoe tijdens de Tweede Wereldoorlog, ondanks het verbod van de bezetters een eigen radio-ontvangtoestel te hebben en alleen de door de Duitsers totaal gecontroleerde Radiodistributie te mogen beluisteren, er toch een echte radioontvanger verstopt in huis was. Hierdoor kon afgestemd worden op die stations die niet door de bezetter opgelegd waren via de Radiodistributie. Ik heb de laatste dagen veel nagedacht of in de verhalen, die bij overdracht tot me zijn gekomen inzake het luistergedrag van onze ouders, de naam Radio Oranje ook daadwerkelijk genoemd is. Op geen enkele wijze komt dit gegeven bovendrijven. Sterker nog is het gegeven dat het verbod op het bezitten van een radio-ontvangtoestel pas halverwege de Tweede Wereldoorlog werd ingevoerd en pas als zodanig bij mij bekend werd toen ik er later over begon te lezen.
 
Vaak wordt gesteld dat de uitzendingen van Radio Oranje van enorm belang zijn geweest voor de Nederlanders in bezet gebied. Als snel volgt dan de suggestie dat velen luisterden naar het station. Als zoiets wordt overgedragen denk je automatisch aan een autonoom draaiend radiostation, terwijl je er veel later achter komt dat het gaat om gedurende korte periode per etmaal beschikbaar gestelde zendtijd. ‘Velen luisterden naar Radio Oranje’ ging via overlevering al vrij snel naar ‘heel veel mensen luisterden’ via ‘praktisch iedereen’ naar ‘iedereen luisterde’. Hierbij is duidelijk sprake van het psychologische effect van mythevorming en dat niemand, maar dan ook niemand, exact kan neerzetten hoe iets jaren geleden is gebeurd dan wel beleefd. Door het spannende achter het verhaal worden de resultaten, in dit geval het aantal luisteraars dat afstemde op Radio Oranje groter en groter, oplopend tot groots.
 
Nederland had, tijdens de Tweede Wereldoorlog, ongeveer 9 miljoen inwoners waarbij tevens gesteld dient te worden dat de radio dan wel een belangrijk medium was maar bij lange na niet iedereen over en ontvangsttoestel kon beschikken, gezien de hoge kosten ervan. Onderzoeker Sinke heeft het in zijn proefschrift ‘Verzet vanuit de verte. De behoedzame koers van Radio Oranje’ over een aantal van 1.025.000 radiotoestellen en 411.720 radiodistributietoestellen, geregistreerd in januari 1940. Een schema afkomstig van documenten van de Archiefbeschrijving van de Nederlandsche PTT geeft aan dat deze aantalen tijdens de Tweede Wereldoorlog groeiden. Maar na de afkondiging van de Duitse bezetters in 1943 dat het in het bezit hebben van een eigen ontvangsttoestel verboden werd en dat tot inlevering diende te worden overgaan, veranderden de cijfers aanzienlijk. Wel werden er vele toestellen aangegeven als zijnde ‘niet meer beschikbaar’. Met deze gegevens in gedachte blijft dan snel al niets meer heel van de overdracht gedachte dat iedereen in bezet gebied luisterde naar de uitzendingen van Radio Oranje.
 
Immers kun je het niet bedenken dat, tijdens de wrede oorlogssituatie, er duizenden inwoners bijeenkwamen op een dorpsplein, of elders in grootte getale gezamenlijk luisterden naar de uitzendingen van Radio Oranje. Dit met het zicht op een sluipschutter op het dak van de op de hoek gelegen apotheek. Radio Oranje had ondermeer als belangrijke taak het bestrijden van de Duitse propaganda, het stimuleren van het geloof in de bevrijding van Nederland en het aanmoedigen van het verzet tegen de Duitse bezetter. De programmamakers waren, zo concludeert Sinke, hierin niet erg effectief. Gedurende de gehele Tweede Wereldoorlog ging Radio Oranje zeer voorzichtig te werk. Sinke ontdekte in zijn onderzoek dat dit deels gebeurde op aansporen van koningin Wilhelmina, die vreesde voor Duitse represailles.
 
Ook met betrekking tot de Jodenvervolging gaf Radio Oranje – net als bij andere ontwikkelingen – nauwelijks instructies aan de bevolking. Tijdens de uitzendingen werd slechts in bijzinnen naar het lot van Joodse Nederlanders verwezen. De redactie van Radio Oranje was vooral gedurende de eerste oorlogsjaren klein en onervaren. Men moest het doen zonder echte radiomakers en aanvankelijk hield de Nederlandse regering in ballingschap nauw toezicht op de uitzendingen. Liefst vier ministers waren belast met de controle van de uitzendingen.
 
Na de fusie in 1941 met Radio De Brandaris, een ‘radiostation’ dat was opgericht om Nederlandse zeelieden te informeren en zendtijd in de ochtenduren van de BBC had verkregen, professionaliseerde de organisatie en werd de toon van het radiostation strijdvaardiger. Dit brengt me tot de enige verwarring in het proefschrift van Onno Sinke, namelijk dat hij twee verschillende tijden tot samengaan van Radio Oranje met Radio De Brandaris meldt, namelijk mei 1943 (pagina 123) en november 1942 (pagina 126).
 
Voor de rest heb ik geen enkele oneffenheid gevonden in het door Onno Sinke geschreven proefschrift ‘Verzet vanuit de verte. De behoedzame koers van Radio Oranje’ en heb ik zeer veel bijgeleerd over datgene er, zonder de charme van overlevering pijn te doen, tijdens de periode van de Tweede Wereldoorlog op radiogebied is geschied. Tot nu toe stonden er twee boeken in de boekenkast als absolute geschiedschrijving over het medium radio gedurende de Tweede Wereldoorlog, het in 1974 door Dick Verkijk geschreven: ‘Radio Hilversum 1940-1945’ en het in 1988 door dr. Greta Boon geschreven: ‘De Belgische Radio-Omroep tijdens de Tweede Wereldoorlog’. Zondermeer kan de publicatie van Onno Sinke met deze twee genoemde publicaties de strijd aangaan om de ereplek in de boekenkast te verwerven als het gaat om de geschiedschrijving van het medium radio in de Tweede Wereldoorlog.
 
HANS KNOT 2009.